Hoe pakt het Openbaar Ministerie discriminatie aan? Magistraat Alexandre François legt uit

7 augustus 2022. Internationale Transgenderrechtendag. Een dag waarop wordt stilgestaan bij de rechten van transgenders. In de praktijk worden transgenders echter nog regelmatig geconfronteerd met discriminatie, belediging, bedreiging en geweld. Hoe pakt het Openbaar Ministerie discriminatie aan (zowel tegenover transgenders als in het algemeen)? Wat zijn de motieven van een dader om te discrimineren? En welke rol speelt sociale media? Alexandre François, substituut-procureur des Konings en referentiemagistraat discriminatie en huiselijk geweld bij parket Luik, vertelt er alles over.

 

Nultolerantie

De strijd tegen discriminatie en geweld tegen transgenders maakt deel uit van de algemene strijd tegen discriminatie en haatmisdrijven, waarbij het Openbaar Ministerie een nultolerantie hanteert.

Alexandre François: “Het Openbaar Ministerie past een nultolerantie toe, wat betekent dat er een systematische strafreactie is in alle dossiers die verschillende vormen kan aannemen, waaronder herinnering aan de wet, strafbemiddeling, dagvaarding van de dader voor de correctionele rechtbank, vorderen van een onderzoeksrechter met het oog op het uitvaardigen van een arrestatiebevel enz. We baseren ons hiervoor op de antiracismewet, de antidiscriminatiewet, de genderwet, de negationismewet, de wet ter bestrijding van seksisme en de omzendbrief COL 13/2013 van het College van procureurs-generaal waarin het opsporings- en vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie voor haatmisdrijven en discriminatie werd vastgelegd.”

Als referentiemagistraat discriminatie behandelt Alexandre een verscheidenheid aan zaken. Hij identificeert daarbij drie soorten motieven die daders drijven om over te gaan tot discriminatie, al dan niet gepaard met geweld.

Alexandre: “Een eerste motief dat iemand kan hebben, is het ‘motief van de haat’. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een burenconflict, waarbij er beledigingen van racistische aard geuit worden. We vervolgen daarbij op basis van het motief van de haat, maar we zijn ons ervan bewust dat dit voor de dader vermoedelijk niet het enige motief is. Vaak hangt er een volledige context aan vast die verklaart waarom de dader in dit geval overging tot de daden.”

“Een tweede geval is wat ik noem de ‘gratuite agressie’. Even geleden hadden we een dossier waarbij de slachtoffers en de dader allen aanwezig waren op dezelfde bruiloft. Gedurende die avond zijn er verschillende woorden en beledigingen geweest. Op het einde van de avond werden de slachtoffers op de parking aan de trouwzaal aangevallen door de dader die homofobe uitspraken deed, en daarbij zware klappen uitdeelde. De enige verklaring die de dader gaf was ‘Ik was dronken, ik werd kwaad en beging de daden in een vlaag van woede’. Dit soort type daders komen we helaas heel vaak tegen.”

“Het derde geval is de dader die een diepgewortelde mening heeft over bijvoorbeeld mensen met een andere afkomst of mensen die niet dezelfde seksuele geaardheid hebben. Het gaat om een dader die echt een fundamenteel probleem heeft over de manier waarop hij de samenleving ziet, en met verbaal en/of fysiek geweld zal uiten wat hij denkt.”

 

 

"Uiteraard heeft iedereen baat bij vrije meningsuiting, maar het is niet omdat je achter een computerscherm zit dat je zomaar mag zeggen wat je wil. Er is een rode lijn die niet overschreden mag worden." - Alexandre François - Substituut-procureur des Konings (Parket Luik)

 

Sociale media: vloek en zegen

Discriminatie en haat komen ook steeds meer voor op sociale media. Vanuit het Openbaar Ministerie is hier een bijzondere aandacht voor.

Alexandre: “Ik ben zelf actief op sociale media en merk uiteraard de voordelen. De andere kant van de medaille is echter dat zaken snel kunnen ontaarden op sociale media. Er heerst een grote vrijheid van meningsuiting waarbij bepaalde meningen sneller en makkelijker geuit worden via sociale media dan in het ‘echte’ leven. Je hebt daarbij twee grote groepen van mensen. Eerst en vooral heb je mensen die opvattingen verkondigen die strijdig zijn met de democratie en de rechtstaat. Het is één ding om die opvattingen te hebben, maar die dan ook nog uiten en aanzetten tot geweld, haat en/of discriminatie is dan weer iets anders. De tweede groep zijn mensen die een opmerking plaatsen bij berichten die ze op sociale media zien voorbijkomen. Ze voelen zich aangetrokken tot bepaalde meningen en reageren via een opmerking of delen het problematische bericht, wat onder het strafrecht kan vallen. De meeste mensen die wij zien in dit soort van dossiers, vallen onder deze categorie.”

“Die uitgesproken meningen op sociale media boezemen me soms toch wel angst in, omdat het gezond verstand verloren gaat. Soms heb ik schrik dat de haatgevoelens niet afnemen zodra de mensen hun GSM of computer uitzetten, dat ze een steeds radicalere manier van denken ontwikkelen en steeds meer vasthouden aan hun extremere standpunten. Deze bijzonder extreme standpunten kunnen uiteindelijk leiden tot geweld. Uiteraard heeft iedereen baat bij vrije meningsuiting, maar het is niet omdat je achter een computerscherm zit dat je zomaar mag zeggen wat je wil. Er is een rode lijn die niet overschreden mag worden.”

“Voor de daders die geen gewelddaden hebben gepleegd, maar op sociale media hebben aangezet tot haat, is er sinds kort een samenwerking gestart tussen parket Antwerpen en Kazerne Dossin in Mechelen. Een boeiend project dat heel effectief is. De daders volgen er een cursus die hen toont dat de woorden, beledigingen en haat die zij verspreid hebben op sociale media een grote impact hebben en mee bijdragen tot het geweld dat dagelijks in onze samenleving voorkomt, en waardoor zaken soms enorm escaleren. Wanneer bepaalde woorden herhaaldelijk worden neergepend op sociale media lijkt het op een zeker moment normaal te worden wat er gezegd wordt, waardoor andere mensen dit misschien zullen overnemen in het echte leven of ernaar zullen handelen.”

Naast het Openbaar Ministerie spelen ook de sociale media platformen zelf een belangrijke rol in de strijd tegen haat en discriminatie.

Alexandre: “De meeste sociale media kanalen vallen onder het Amerikaanse recht. Het is niet evident om hen te laten inzien dat aanzetten tot haat of geweld bestaat op sociale media en er een probleem is met bepaalde profielen. De Verenigde Staten beperken de vrijheid van meningsuiting niet op dezelfde manier als onze landen. Binnenkort zal de Europese Unie normaal gezien met een richtlijn moeten komen die de relatie tussen Justitie en de sociale netwerken meer en beter regelt, en de aanpak in alle lidstaten harmoniseert. Een punt van zorg daarbij is dat sociale netwerken zichzelf het recht toekennen om bepaalde extreme accounts of opmerkingen te verwijderen zonder rechterlijke beslissing. Gebruikers van sociale media kunnen vandaag namelijk problematische profielen melden, wat een goede zaak is. Maar nadien bepalen de sociale netwerken zelf of de melding geldig is of niet. Voor de meeste zaken zal dit vlot en correct verlopen volgens een vastgelegd gebruikersbeleid met bepaalde criteria. Bij extreme accounts lijken er nu echter te veel willekeurige schorsingen te gebeuren. Een tussenkomst van een magistraat, op verzoek van de politie, kan in dit geval helpen.”

Slachtoffers beschermen

Alexandre: “Een dag als Internationale Transgenderrechtendag is belangrijk om mensen eraan te herinneren dat transgenders deel uitmaken van onze samenleving. Helaas zijn er anno 2022 nog steeds mensen die transgenders niet (willen) erkennen, hen afwijzen, discrimineren of zelfs geweld gebruiken tegen hen. We merken dat er hierover weinig klachten bij ons binnenkomen en vermoeden dat onze huidige statistieken lager liggen dan de werkelijke cijfers. We vrezen dat er misschien een angst of wantrouwen heerst bij slachtoffers tegenover de politie en de rechterlijke macht. Ik begrijp dat het een grote stap is, maar wil graag een warme oproep doen aan slachtoffers om die stap te nemen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat er een strafrechtelijk gevolg kan gegeven worden om de daders te arresteren en te voorkomen dat zich nog meer – wellicht ernstigere – feiten voordoen.”

“Samen met de politie hebben we een bijzondere aandacht voor de slachtoffers. Vanuit mijn ervaringen bij het parket van Luik weet ik dat er bij de politie van mijn gerechtelijk arrondissement referentieagenten werkzaam zijn die gespecialiseerd zijn in de materie en die specifieke opleidingen hebben gevolgd. Dit is normaal het geval voor alle politiediensten in ons land. Slachtoffers staan bovendien in nauw contact met de justitieassistenten die hen op de hoogte houden van de evoluties van het onderzoek. Daarnaast kunnen ze ook in contact gebracht worden met organisaties zoals la Maison Arc-en-Ciel. Kortom we doen er alles aan om slachtoffers zo goed mogelijk op te vangen, hen te beschermen en de daders te vervolgen.”

 

Ander Artikel