Opinie | "Zonder assisen wordt Justitie menselijker en moderner"

Nu het proces van de vermoedelijke daders van de aanslagen van 22 maart dichterbij komt, is het oude debat over de afschaffing van het hof van assisen weer opgeflakkerd. Het gebeurt niet vaak dat een procureur een open brief publiceert. Hoewel de beslissing over de assisenkwestie zonder enige twijfel door de politieke wereld moet worden genomen, leek het me nuttig uit te leggen waarom ik er al lang van overtuigd ben dat de assisenprocedure moet worden afgeschaft.

Ook het voltallige College van Procureurs-Generaal, dat het geheel van het Openbaar Ministerie vertegenwoordigt, heeft vorig jaar, in een brief aan de toenmalige minister van Justitie gevraagd de assisenprocedure te laten verdwijnen.

Nu we het aantal uitgestelde assisenprocessen niet meer kunnen bijhouden, omdat ze in de huidige gezondheidscrisis onmogelijk georganiseerd kunnen worden, is het meer dan ooit nodig de argumenten ten gronde te analyseren. Het is mijn bedoeling bij te dragen aan een debat dat niet tot een louter emotionele discussie mag worden beperkt. Het zou te gemakkelijk zijn het debat af te doen als een zoveelste aanval van magistraten die vanuit hun ivoren toren met lede ogen de inmenging van ‘gelegenheidsrechters’ in hun pretoriaanse functie zouden aanzien.

Dat het niet goed zou zijn om voor één enkel proces een procedure te wijzigen, is een perfect legitiem argument, maar moet men daarom suggereren dat het onmogelijk zou zijn de procedure nog te wijzigen vóór het proces over de aanslagen van 22 maart, en dit enkel en alleen om een status quo te rechtvaardigen? De hele samenleving evolueert in de loop der tijd. Wetten vloeien soms voort uit markante gebeurtenissen, die een aanleiding vormden om noodzakelijke veranderingen door te drukken. Hoeveel wetsbepalingen werden er niet gewijzigd na de zaak-Dutroux? Was dat in sommige gevallen niet beter gebeurd vóór een dergelijke catastrofe kon plaatsgrijpen? Want het ís mogelijk wetten te stemmen die anticiperen op de problemen.

De volksjury werd in het leven geroepen in een tijd dat men niet alleen twijfelde aan de billijkheid van de rechters, maar ook bang was dat die de macht zouden grijpen. Daarvoor hoeven we nu niet meer te vrezen. Dat dacht ik tenminste, tot ik onlangs een parlementslid hoorde verklaren dat het hof van assisen in elk geval moest blijven bestaan ‘om de waarheid te garanderen en de slachtoffers te beschermen’. Dat is een bijzonder lichtvaardig oordeel over het werk van rechters, die jaarlijks anderhalf miljoen vonnissen en arresten uitspreken in strafzaken zonder jury. Want de arresten van de hoven van assisen vertegenwoordigen in feite maar 0,007 procent van alle strafrechtelijke besluiten die door rechtbanken en hoven worden genomen. Als ik de redenering van de bewuste volksvertegenwoordiger doortrek, dan zou de overgrote meerderheid van de gerechtelijke uitspraken geen enkele garantie bieden op het achterhalen van de waarheid en zich niet om de slachtoffers bekommeren?

Ik heb het altijd een vreemd idee gevonden om uitgelote burgers te laten oordelen over de ernstigste strafrechtelijke vergrijpen. In de praktijk is al vaker gebleken dat dit systeem, vanwege de technische aard van sommige zaken, onwerkbaar wordt, zowel voor de magistraten als voor de leden van de jury. In een recent verleden (tussen 2007 en 2011) heeft het op federaal niveau gevoerde proces-Habran, waarin een complexe, extreem gewelddadige criminele organisatie terechtstond, duidelijk aangetoond hoe moeilijk het is om zulke feiten voor te leggen aan een volksjury. Men heeft de rechtszaak tot driemaal toe moeten herbeginnen. Het eerste proces heeft zes lange maanden geduurd. Het was een heel complexe zaak, zowel voor de jury als voor alle anderen – het Openbaar Ministerie, de rechters en de verdediging, die dat grif hebben toegegeven. Dat eerste proces werd twee keer overgedaan, en nadien volgden nog evenveel cassatieprocedures. Het proces over de aanslagen in Brussel zal ook bijzonder complex zijn. Wie kan voorspellen waartoe het zal leiden? Zullen we het, als er procedurekwesties opduiken, dan ook twee- of drie keer opnieuw moeten doen?

De ervaring leert dat heel wat zaken, die op moreel vlak als ‘ernstiger’ kunnen worden beschouwd, in de praktijk aan assisen ontsnappen – verkrachtingszaken, bijvoorbeeld. Om de publiciteit eromheen te vermijden en de slachtoffers te beschermen, moeten het Openbaar Ministerie en de onderzoeksrechtbanken oplossingen vinden, waardoor de zaak naar de correctionele rechtbank kan worden verwezen. Daartoe worden dan zogeheten ‘verzachtende omstandigheden’ ingeroepen – ondraaglijke woorden voor de slachtoffers, maar voor juristen een louter technische term die het mogelijk maakt de zaak bij een correctionele rechtbank in te leiden. Het is zeer de vraag of slachtoffers dat begrijpen. Vormt het voor hen geen bijkomend trauma?

In werkelijkheid worden de meeste misdaden vrijwel systematisch naar de correctionele rechtbank verwezen. Deze beslissing wordt genomen door de raadkamer. Het betreft een soort gerechtelijk bandwerk dat perfect te vermijden is. Maar voor de samenleving heeft het grote gevolgen: het strafwetboek bepaalt dat bij een ‘lagere rechtbank, een lagere straf en een kortere verjaringstermijn’ horen. Kun je justitie redelijkerwijs als laks bestempelen, als het systeem zelf een systematische strafvermindering oplegt?

Zo bijvoorbeeld wordt de meerderheid van de Belgische jihadisten die naar Syrië of Irak zijn getrokken, doorverwezen naar de correctionele rechtbank. Het systeem zou het niet aankunnen mochten ze allemaal voor assisen verschijnen. Ze worden dus naar de correctionele rechtbank verwezen, maar dat heeft dan als gevolg dat de maximumstraf waartoe ze veroordeeld kunnen worden, lager is dan de straf die door de wetgever werd voorzien. Zoiets kun je maar moeilijk uitleggen aan buitenlandse magistraten: ‘Onze wetgeving voorziet voor die bepaalde misdaad een maximumstraf van tien jaar, maar in werkelijkheid worden dat er vijf.’ Het leidt ertoe dat onze strafwetgeving onleesbaar wordt, maar België is nu eenmaal het land van het surrealisme. Daarom ook zijn het vaak níét de zwaarste vergrijpen die door een hof van assisen worden beoordeeld, maar kunnen ze wél de strengste straffen opgelegd krijgen. Deze realiteit is des te onrechtvaardiger omdat bij ons, in tegenstelling tot in Frankrijk, geen beroep mogelijk is bij het hof van assisen.

En dat is niet het enige onrecht: de procedure is zo zwaar dat het voor een hof van beroep haast onmogelijk is om meer dan een vijftiental assisenprocessen per jaar te organiseren. Inzake ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, zoals de Rwandese genocide bijvoorbeeld, is het een illusie te denken dat alle nog bij het federaal Openbaar Ministerie openstaande dossiers kunnen worden opgelost voordat de verdachten of hoofdgetuigen overleden zijn. De straffeloosheid zal dus zegevieren ... Dat gebeurde een paar jaar geleden al, toen een man, die ervan beschuldigd werd aan de genocide te hebben deelgenomen, naar assisen werd verwezen, maar stierf voordat het proces van start kon gaan. Dergelijke misdrijven kunnen weliswaar niet verjaren, maar de vermoedelijke daders zijn niet onsterfelijk.

Laten we, als u nog niet overtuigd bent van de onrechtvaardigheid van assisen, even kijken naar de buitensporige middelen die een assisenproces vereist. Het is interessant het assisenproces van Mehdi Nemmouche voor de aanslag op het Joods Museum te vergelijken met het correctionele proces van Salah Abdeslam en Sofien Ayari voor de schietpartij van maart 2016 in Vorst. In beide processen stonden beschuldigden terecht voor wie uitermate strenge veiligheidsmaatregelen werden genomen. Technisch gezien waren de hun ten laste gelegde feiten sterk met elkaar verwant: schietpartijen met automatische wapens, aan de ene kant vier doden, aan de andere kant verschillende gewonde Belgische en Franse politieagenten (onder wie één zwaargewond), voortvluchtige daders die na een paar dagen werden gevonden, DNA-sporen op de wapens, telefoonverkeer en dies meer. Het assisenproces van Nemmouche heeft negen weken geduurd, het correctionele proces van Salah Abdeslam en Sofien Ayari slechts vier dagen, uitspraak inbegrepen. Toch heeft niemand geschreeuwd dat het om een snel afgehaspelde rechtszaak zou zijn gegaan. De veiligheidsmaatregelen waren identiek, u mag dus raden hoezeer de kostprijs van beide processen verschilde, alleen al op het vlak van de politiediensten … (Voor het proces over de Brusselse aanslagen zullen behalve de federale politie ook verschillende lokale politieagenten worden ingeschakeld.) En dan zwijg ik nog over de problemen die dat met zich meebracht voor de andere processen die op hetzelfde moment in het Brusselse Justitiepaleis werden gevoerd.

Het hof van assisen weegt loodzwaar op het hele rechtssysteem. Het maakt de duur van het onderzoek, dat op een welbepaalde manier moet worden gevoerd, aanmerkelijk langer. Maanden aan één stuk legt het beslag op de magistraten van parket en rechtbank, evenals op de onderzoekers die meestal niet kunnen worden vervangen en al hun andere taken moeten laten vallen om zich voor te bereiden. Voor het proces over de aanslagen van 22 maart 2016 moet het aantal magistraten zelfs worden verdubbeld: dit om te vermijden dat het hele proces zou worden onderbroken als een van hen intussen een probleem zou krijgen (dat gebeurde tijdens het tweede Habran-proces, dat vanwege de ziekte van een rechter wekenlang moest worden stilgelegd).

Niet alleen voor de magistraten, ook voor de politie brengt dit alles een grote hoeveelheid extra werk met zich mee – denk maar aan de beveiliging en de voorbereiding van de getuigenissen. Ook mag men niet vergeten dat er, om over voldoende juryleden te beschikken, soms meer dan honderd mensen worden uitgeloot. De lokale politie moet dan onderzoek voeren naar ieder van de potentiële juryleden …

Het recente assisenproces van Mehdi Nemmouche heeft ook aangetoond hoe lastig het voor een jury is om een langdurig proces vol te houden: in negen weken tijd hebben zeven juryleden zich om diverse redenen teruggetrokken. Gelukkig had men twaalf plaatsvervangende juryleden opgeroepen. In het eerste Habran-assisenproces waren er op het moment van de uitspraak nog maar dertien juryleden over. Maar als hun aantal onder de twaalf zakt, moet het hele proces worden overgedaan. Wat staat er ons dus te wachten op het proces van de aanslagen van 22 maart 2016, waarvan de duur geschat wordt op zowat een volledig gerechtelijk jaar?

Zoals er tegenwoordig allerhande ballonnetjes opgelaten worden over politieke vernieuwing, hoor je als argument pro assisen vaak dat het de burger en justitie dichter bij elkaar zou brengen. Alleen vergeet men dat juryleden niet uit vrije wil aan een assisenproces deelnemen. Wie niet werd gewraakt, is verplicht aanwezig te zijn. Hoe interessant ook, vaak wordt de ervaring als traumatiserend aangevoeld. Een kennis van me, die een paar jaar geleden in een jury zat, zei me achteraf dat ze wekenlang niet had kunnen slapen. Niet alleen is het een zware verantwoordelijkheid een arrest te moeten vellen, daarenboven moet het jurylid zich helemaal verdiepen in vaak smerige dossiers, waarin alles tot in de kleinste details beschreven staat. De recente verklaringen op Facebook van een jurylid na de uitspraak op een assisenproces in Leuven bewijzen zonder meer dat de emotionele last heel zwaar om dragen is: ‘… echt kapot ben ik ervan, gebroken…’ Hoe langer het proces, hoe groter het gevaar dat juryleden een fout begaan. Bovendien worden ook zij aan een groot gevaar blootgesteld. Volgens de huidige wet is vanaf de aanvang van het proces de naam van de juryleden (en zelfs hun adres) bekend en staat die onder de veroordeling vermeld.

Wanneer het proces langer dan vijf werkdagen duurt, moet de staat de juryleden vergoeden. Een jurylid met het statuut van zelfstandige ontvangt een vergoeding die overeenstemt met 1/220ste van het netto beroepsinkomen dat hij of zij het jaar voordien heeft aangegeven. In tegenstelling tot het ideaal dat de verdedigers van het assisensysteem ons voorhouden, bestaat het gevaar dus wel degelijk dat jury’s niet langer een afspiegeling van de samenleving in al haar diversiteit vormen.

Als je een zware chirurgische ingreep moet laten uitvoeren, geef je niet zomaar een scalpel aan twaalf mensen die je toevallig op straat bent tegengekomen. Deze boutade heeft niets te maken met de zogenaamd neerbuigende houding van een magistraat die vanaf zijn voetstuk naar het gewone volk zou kijken. Om de feiten te kunnen evalueren heb je juridische kennis en technieken nodig, waarover juryleden in vele gevallen niet beschikken. Al die zaken moeten tijdens de hoorzitting worden uitgelegd, en dat vergt enorm veel tijd. Voor de jury is alles nieuw. Vooraf heeft zij geen toegang tot het dossier, want om dat te lezen, zou ze de hulp moeten krijgen van verschillende magistraten. Om alle voor het proces nuttige elementen te leren kennen, moet alles haar tot in de kleinste details worden uitgelegd. Het gaat over autopsies, verslagen van experts, diverse getuigenissen enzovoort. De impact van al die elementen op de getuigen, en vanzelfsprekend ook op de slachtoffers, mag geenszins onderschat worden. Uit recente processen is gebleken dat die vaak aangevoeld wordt als een bijkomend lijden en als een ondraaglijke aanslag op hun privéleven.

In het toekomstige proces zou de procedure weleens tot absurde situaties kunnen leiden. Niet alleen zullen de uitgelote burgers gedurende acht à negen maanden worden gegijzeld, ook hun werkgevers zullen hiervan automatisch het slachtoffer worden. Omdat de jury niet vertrouwd is met de logica van een arrest of met de gebruikte techniek, voorziet het assisensysteem dat de voorzitter een reeks vragen opstelt. Die vragen moet de jury met ja of nee beantwoorden om uiteindelijk tot een uitspraak te komen over de schuld. Voor elke beschuldigde moet een aparte vraag worden gesteld, voor elk feit dat hem ten laste wordt gelegd, voor elk element waaruit het bestaat en voor elk slachtoffer. Het is moeilijk te zeggen hoeveel mensen op het proces van de Brusselse aanslagen uiteindelijk als slachtoffer zullen worden beschouwd. In Frankrijk wordt men met hetzelfde probleem geconfronteerd voor de aanslagen van Nice en Parijs. Over de overledenen kan helaas geen discussie meer worden gevoerd. Maar wie wordt als slachtoffer van een terroristische moordaanslag bestempeld? Al wie zich op dat moment in de vertrekhal bevond? Alleen wie in de buurt van de kamikazes stond? Wie meteen na de feiten het luchthavengebouw binnenkwam en de gruwel met eigen ogen heeft aanschouwd? De getraumatiseerde hulpverleners?

Het hof moet bepalen wie wel of geen slachtoffer is. Dat verklaart waarom men niet één enkele vraag tot de juryleden kan richten over het feit of X een terroristische moordaanslag heeft willen plegen op 900 mensen. Als achteraf uit de debatten zou blijken dat er in werkelijkheid maar 895 slachtoffers waren, of eigenlijk 905, dan zou de jury de vraag met ‘nee’ moeten beantwoorden. Daarom laat het gerecht in principe één vraag stellen per beschuldigde en per slachtoffer. Als je al die vragen vermenigvuldigt met het aantal beschuldigden, met het aantal erkende slachtoffers en met de elementen van de inbreuk die in de akte van beschuldiging werden opgenomen, leidt dat tot tienduizenden vragen voor de jury. Het hof kan uiteraard beslissen een aantal van die vragen niet te stellen, maar dat houdt een risico in. Hoeveel tijd zal de voorzitter van het hof besteden aan het opstellen ervan? Hoelang zal het duren voor de jury erop heeft geantwoord? Hoeveel tijd zal de uitspraak in beslag nemen?

Om de vermoedelijke daders van de Brusselse aanslagen te berechten is er momenteel geen alternatief voor een assisenproces, maar de ongeziene omvang ervan laat heel wat twijfels rijzen over de vraag of het überhaupt haalbaar is. Mijn collega-magistraten en ik zijn professionals. We doen ons uiterste best om ons zo goed mogelijk voor te bereiden. Maar de inzet van dit proces is ontzettend hoog: voor de daders, voor de slachtoffers en hun familie, en ook voor onze samenleving als geheel. Het biedt een kans te achterhalen wat die voornamelijk Europese jongeren ertoe heeft aangezet om zo’n destructief ideaal te omarmen. Bijgevolg is het heel belangrijk dat dit voor onze democratie cruciale debat niet wordt verdoezeld door een ongeschikte procedure.

Tot slot mag het verzoek om de volksjury af te schaffen niet worden verward met de vraag het mondelinge karakter van de debatten te behouden, wat onder meer inhoudt dat bepaalde getuigen moeten worden gehoord. Op die manier kan iedereen de kwaliteit van het werk van onderzoekers en magistraten beoordelen en kennismaken met de menselijke context van de feiten. Dat mondelinge karakter zal geenszins verdwijnen als het proces voor beroepsrechters wordt gevoerd. En samen met de uitgespaarde tijd en middelen die de afschaffing van assisen met zich meebrengt, zal die procedure zorgen voor een toenadering tussen de burger en justitie. Zodat justitie nog efficiënter en menselijker kan worden dan nu het geval is.

 

Frédéric Van Leeuw

Federaal procureur

 

Ander Artikel