Tussenkomst van de heer Johan Delmulle, procureur-generaal van Brussel, namens het College PG, op het overleg tussen de Federale Regering en de burgemeesters over de Georganiseerde Criminaliteit in België op 15.09.2022 – Egmontpaleis, Brussel

Ik dank in eerste instantie de eerste minister voor dit initiatief en om het College van procureurs-generaal hierbij te hebben betrokken.

Het overleg van vandaag is héél hard nodig.

 

Dat de situatie zeer ernstig is, daarvan hoef ik u allen hier rond de tafel niet meer te overtuigen.

 

Wat de georganiseerde criminaliteit vandaag aanricht in Antwerpen en ver daar buiten, is exact wat het College van procureurs-generaal, de federale procureur en de directeur-generaal op 2 december 2021 in de Nationale Veiligheidsraad hebben geschetst en voorspeld aan de hand van cijfermateriaal en getuigenissen, in de eerste plaats van de procureur des Konings en de gerechtelijke directeur van Antwerpen. En wat we op 11 en 17 mei 2022 in de Verenigde Commissies Justitie en Binnenlandse Zaken in het Parlement hebben herhaald.

 

Dat het een nationaal probleem is, staat, me dunkt, ook buiten kijf.

Het hardst getroffen is zonder enige twijfel het arrondissement en de rechtshandhaving in Antwerpen. Daar is het een uitslaande brand. Die moet voor alles geblust worden.

Maar dat ook de rest van het land de gevolgen ondervindt van wat in Antwerpen gebeurt, hoeft geen betoog. De procureur des Konings en de gerechtelijke directeur van Luik getuigden daarvan reeds op 2 december 2021 in de Nationale Veiligheidsraad. De directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie en de federale procureur gaven toen een nationaal beeld. En herhaalden dit in het Parlement in de maand mei van dit jaar.

 

Ik kan u andermaal statistieken en cijfers laten bezorgen, maar die fase zijn we eigenlijk al ruim een jaar voorbij. De diagnose is gesteld, het is een stinkende wonde en we geraken er niet uit met zachte heelmeesters.

 

Ik heb mijzelf de vraag gesteld wat moet gebeuren om te voorkomen dat de georganiseerde criminaliteit verder voet aan de grond zou krijgen in onze samenleving.

 

Ik denk dat de uitdaging zich situeert in de volgende 3 domeinen:

 

  • een geïntegreerde ketenaanpak: bestuurlijk en gerechtelijk – federaal en lokaal, zij aan zij. Daar wordt al op ingezet. Ik denk bijvoorbeeld aan de samenwerking in Antwerpen tussen lokaal bestuur, FGP, scheepvaartpolitie, douane, lokale politie, havenbedrijf en de publiek-private samenwerking;

 

  • een gecoördineerde werking van het ganse Openbaar Ministerie. Dat doen we al volop. Ik geef twee voorbeelden:

 

  • we hebben sinds maart 2021, toen we de bui zagen hangen, een operationele en strategische overlegstructuur op poten gezet met de procureurs-generaal, de federale procureur, de procureurs des Konings en de federale gerechtelijke politie, lokaal en centraal, die borg staat voor die gecoördineerde werking. Ik kan u de werking desgewenst in detail uitleggen, maar het belangrijkste is de vaststelling dat deze structuren werken;
  • er is een inter-ressortelijk akkoord tussen het Gentse en Antwerpse OM over de aanpak van de internationale drugshandel in het arrondissement Antwerpen, bekrachtigd door het College van procureurs-generaal.

 

  • we hebben een structurele budgettaire oplossing nodig. Een Fonds voor Justitie. Bovenop de reguliere begroting. Daar is dringend werk aan de winkel. Ik heb het er uitgebreid over gehad in mijn Mercuriale op 1.09.2022. Het is een Fonds waarbij een nog te bepalen vast percentage (bijvoorbeeld 30 percent) van het bedrag van de minnelijke schikkingen bedoeld in artikel 216bis Wetboek van Strafvordering (gewone en verruimde), van de strafrechtelijke geldboetes en misschien zelfs van de verbeurdverklaringen, op structurele wijze terugvloeit naar de federale gerechtelijke politie, naar het Openbaar Ministerie en naar de hoven en rechtbanken, met andere woorden naar de strafrechtelijke keten, om zo bij te dragen tot een snellere en slagkrachtigere Justitie in strafzaken.

 

Wil men het een Fonds Georganiseerde Criminaliteit noemen, is dat voor mij ook goed, maar zonder dat zal het niet gaan. Net voor het verlof heeft de regering enkele beslissingen, zoals 195 bijkomende speurders en de vervanging van de speurders die de dienst verlaten (bv pensioen) genomen. Dat was een stap in de goede richting, maar daarmee alleen gaan we het tij echt niet kunnen keren. Wat in Antwerpen nu gebeurt is ongezien en is ondertussen ons aller probleem en het zal, als we nu niet drastisch ingrijpen, als gangreen verder om zich heen grijpen.

 

Een belangrijk deel van de opbrengsten van dat fonds kunnen dan, recurrent, worden toebedeeld aan de federale gerechtelijke politie en het OM. Dat een leeuwendeel naar de FGP en het parket van Antwerpen zal moeten gaan, is een evidentie. Dat ook andere eenheden van de federale gerechtelijke politie en parketten in het land, en ook bijvoorbeeld  onderzoeksrechters en rechtbanken en hoven, hun deel zullen moeten krijgen, is uiteraard ook juist. Het College van procureurs-generaal en de directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie zouden de opbrengsten uit dat Fonds kunnen verdelen en cibleren, in overleg en transparant uiteraard en op basis van objectieve parameters, of ze zouden een gezamenlijk voorstel aan de minister van Justitie kunnen doen. Ons om het even, maar zo’n Fonds moet er komen. We kunnen echt niet meer wachten.

 

De geïntegreerde aanpak en dit Fonds zijn domeinen waarin volgens mij dringende beslissingen moeten worden genomen.

 

U zal mij vragen, en wat indien dit niet gebeurt, wat dan?

 

  1. De toenemende cocaïnetrafiek zal nog meer dan nu al het geval is een katalysator worden voor andere criminaliteitsfenomenen.

 

Leden van crimineel georganiseerde clans spelen een steeds belangrijkere rol binnen de cocaïnesmokkel. Hun optreden leidt tot een toenemende gewelddadige concurrentiestrijd tussen deze clans onderling en tot ernstige conflicten met voornamelijk Nederlandse criminele organisaties. Dit alles heeft een stijgend aantal druggerelateerde geweldsdelicten tot gevolg, onder de vorm van intimidaties, aanslagen (met granaten en ander zwaar oorlogsmateriaal) en regelrechte afrekeningen. Niet zelden speelt dit crimineel geweld zich af in stedelijke en dichtbevolkte woonbuurten, wat het risico op ‘collateral damage’ of op zgn. vergisaanslagen alleen maar vergroot.  

 

Parallel hiermee steeg ook het aantal rapporteringen inzake de malafide inzet van havenmedewerkers die hetzij door deze criminele clans gecorrumpeerd en/of bedreigd werden of die in opdracht van diezelfde clans tot doorgaans cruciale functies binnen het havengebeuren infiltreerden. 

 

De cocaïnehandel vormt ook de kiem voor andere criminaliteitsfenomenen, zoals (bovenlokale of lokale) drughandel, vastgoedfraude, sociale fraude, witwas, illegale kansspelen, corruptie, enz…  Deze feiten tasten het lokale sociale weefsel aan en ondermijnen de lokale economie op een ronduit zorgwekkende manier.

 

  1. De algemene veiligheid zal nog meer onder druk komen te staan.

 

Er is immers een verhoging van druggerelateerde criminaliteit (breed genomen) die de al overbelaste werkdruk van Justitie en politie hypothekeert én waardoor er consequent minder aandacht is voor andere ( maar even belangrijke ) fenomenen. De verhoging en de intensifiëring van het druggerelateerd geweld verhoogt dan nog eens het onveiligheidsgevoel, wat dan weer op haar beurt knaagt aan het (vaak al niet groot) vertrouwen die de bevolking heeft in bestuur en handhaving, wat ten slotte dan weer, als een vicieuze cirkel, opnieuw zijn impact zal hebben op de verhoging van criminaliteitscijfers.

 

  1. De parallelle economie zal enkel maar toenemen.

 

De fiscus zal een belangrijk deel van inkomsten missen. De 90 ton die in Antwerpen in beslag werd genomen is slechts een fractie van hetgeen binnenkomt. Als we weten dat die 90 ton een straatwaarde vertegenwoordigt van minstens 4,5 miljard EURO, dan kunnen we er ons wel iets bij voorstellen. Bovendien zweeft het gevaar boven ons dat België het predicaat ‘narcostaat’ krijgt. Ook dat kan economisch gevolgen hebben als bedrijven hun policy daaraan aanpassen en ons land beginnen mijden.

 

  1. Aan de vraag van de minister van Justitie en van de Regering om het Regeerakkoord uit te voeren en om bijvoorbeeld meer strafuitvoeringsonderzoeken te voeren (waarbij het vermogen van een veroordeelde persoon wordt opgespoord en in beslag genomen om daarop dan de geldboete, de verbeurdverklaring en de gerechtskosten waartoe hij werd veroordeeld uit te voeren) of meer onderzoeken naar fiscale fraude, zal maar zeer beperkt gevolg kunnen worden gegeven, omdat er onvoldoende gespecialiseerde onderzoekers beschikbaar zijn.

 

  1. Het gebrek aan voldoende politionele onderzoekscapaciteit, waarvan een zeer groot deel in het dossier SKY of dossiers die daaruit voortvloeien wordt ingezet, zal het O.M. dwingen om meer en meer prioriteiten te stellen.

 

In Brussel werd bijvoorbeeld nu al een jaar geleden een recherchemanagement ECO-FIN-FISC-dossiers opgestart. Enkel onderzoeken die beantwoorden aan bepaalde criteria worden voortaan nog door de FGP Brussel gevoerd. Het gaat om strafonderzoeken onder de leiding van de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de federale procureur, het parket-generaal of de onderzoeksrechter, en weldra ook onder de leiding van de Europese procureur. Elk onderzoek passeert voortaan verplicht een wegingscommissie die beslist of het onderzoek überhaupt zal worden opgestart of zal worden verder gezet door de FGP Brussel. Sinds oktober vorig jaar vonden 8 vergaderingen van de wegingscommissie plaats. Morgen is er opnieuw een vergadering.

 

In totaal werden 305 dossiers van het parket Brussel, van het federaal parket, van het arbeidsauditoraat Brussel en van het parket-generaal Brussel besproken. Het betreft dossiers inzake corruptie, witwassen, fiscale fraude, BTW-fraude, frauduleuze faillissementen, oplichting en misbruik van vertrouwen, misbruik van vennootschapsgoederen, sociale fraude, betaalkaartenfraude en strafuitvoeringsonderzoeken. Alle vragen tot internationale rechtshulp in strafzaken in deze materies vallen eveneens onder het recherchemanagement.

 

Een score 1 (prioritair) of score 2 (routine) werd toegekend aan 246 dossiers. Daar tegenover staat dat 59 dossiers een score 3 (geen behandeling) kregen. Dat is bijna een kwart.

 

Het probleem is op zich eenvoudig te benoemen: er is een acuut en groot gebrek aan gespecialiseerde onderzoekers en materiële middelen in de federale gerechtelijke politie – in de eerste plaats in Antwerpen, maar ook in vele andere FGP’s in het land – om de vorderingen van de gerechtelijke autoriteiten uit te voeren. Onderzoeken kunnen niet of niet voldoende snel en efficiënt meer worden gevoerd. Belangrijke informaties kunnen niet of niet tijdig of onvoldoende worden geëxploiteerd. De onderzoeksinspanningen kunnen niet of onvoldoende lang worden volgehouden. Gevoerde onderzoeken duren lang – tenzij iemand aangehouden is – en de redelijke termijn wordt bijna systematisch overschreden of ernstig gecompromitteerd. Een kwaliteitsvolle volledige en actuele beeldvorming van de diverse vormen van georganiseerde criminaliteit en terrorisme is al lang niet meer voorhanden.

 

Prioriteiten stellen klinkt misschien goed, maar de vraag is natuurlijk hoe ver men daarin wil gaan: indien de prioriteitenstelling als gevolg heeft dat tal van onderzoeken en informaties over ernstige strafrechtelijke feiten of criminele fenomenen onaangeroerd blijven liggen, lijkt mij dat niet de juiste weg om te volgen. Het gaat hier niet om kleine feiten. De situatie waarin we ons bevinden, is er ook geen van een prioriteitenstelling die van tijdelijke en voorbijgaande aard is, maar getuigt van een structureel probleem. Het Fonds voor Justitie of het Fonds Georganiseerde criminaliteit biedt een structurele oplossing.

 

Johan Delmulle, PG Brussel

 

Ander Artikel